wanneer gaat de nieuwe BPM tabel in gebruik genomen worden?

[Graffiaturo]

heb al maanden geleden erover gelezen dat de nieuwe tabel van kracht gaat worden in de loop van dit jaar

nou is 2006 al bijna voorbij, maar schijnt nog steeds niet ingegaan te zijn?

[RG]

Gaat waarschijnlijk ook niet meer gebeuren...

Ik heb een paar weken geleden toevallig nog met de douane gebeld vanwege interesse in een leuk projectje uit Duitsland. De beste man van de douane was er vrij stellig in dat de nieuwe BPM tabel er helemaal niet meer gaat komen, waarschijnlijk i.v.m. de druk vanuit Europa op ons BPM systeem. Nu dus (tijdelijk) nieuwe regels invoeren achten ze daarom niet zo zinvol. Nu snap ik ook dat deze ene persoon de wijsheid niet in pacht heeft, maar z'n verklaring klinkt niet onlogisch...

[Graffiaturo]

die druk op ons "achterlijke" BPM stelsel is er al jaren vanuit europa

was al zo toen het nog Bijzondere Verbruiks Belasting heette, europa vodn het namelijk belachelijk om belasting over belasting te gaan heffen, toen hebben die achterlijke hollanders de BPM ingevoerd, in principe elke maand een % minder, dus met 8 jaar en 4 maanden hoefde je geen BPM meer te betalen bij import.
dat leverde de staat te weinig geld op, dus bedachten ze de 10% restBPM


wanneer schaffen ze die achterlijke zooi dan helemaal af?
ik vrees helemaal nooit

[RG]

Tja, zo gaat dat blijkbaar... jaren wachten op mensen die al jaren ergens op wachten!

[Graffiaturo]

zou het BPM bedrag onderhandelbaar zijn?

een 90 2.0 is nou niet direct een auto die enorm veel waarde vertegenwoordigt, beetje bezopen dan om daar bijna 400 euro aan BPM voor te verlangen lijkt mij

[KAS]

Misschien een paar kratjes bier mee naar de RDW. Beetje koehandel. Waarom niet?

[@PM]

Meenemen naar de douane lijkt me zinvoller, de RDW heeft niks te maken met de BPM

[Alfa]

zou het BPM bedrag onderhandelbaar zijn?

een 90 2.0 is nou niet direct een auto die enorm veel waarde vertegenwoordigt, beetje bezopen dan om daar bijna 400 euro aan BPM voor te verlangen lijkt mij

Niks onderhandelbaar Je betaalt toch ook gewoon bijtelling over de nieuw waarde van een auto tot ie 15 jaar oud is

Parasieten zijn het

[Anke]

De BPM is in augustus al aangepast dus het is onwaarschijnlijk dat ze het in 2006 nog een keer aanpassen.

[Yvo]

VN 2006/50.17

--------------------------------------------------------------------------------

HOGE RAAD, 22 september 2006, nr. 41 178
(Van der Putt-Lauwers, Van Vliet, Van Brunschot, Lourens, Punt)

Art. 10 Wet BPM 1992; art. 90 EG-verdrag

[Essentie] BELASTING PERSONENAUTO'S EN MOTORRIJWIELEN
Afschrijvingstabel BPM niet in overeenstemming met Europees recht
X heeft BPM voldaan bij registratie in Nederland van een gebruikte auto. Hij is het oneens met de in de Wet BPM opgenomen forfaitaire afschrijvingstabel die wordt gehanteerd bij de berekening van de verschuldigde BPM.
De Hoge Raad oordeelt, anders dan Hof 's-Gravenhage, dat de wettelijke afschrijvingstabel die bij de BPM wordt gehanteerd wanneer een gebruikte auto in Nederland wordt geregistreerd (nog) niet in overeenstemming is met het Europese recht. Als de tabel onjuist en/of onverbindend is heeft X hierdoor mogelijkerwijs te veel BPM betaald. Niet in de wetsgeschiedenis noch op andere wijze is vanuit de wetgever bekend gemaakt in hoeverre en hoe voor de vaststelling van de hoogte van de forfaitaire verminderingen naast de leeftijd van de auto met andere factoren rekening is gehouden. Het door het hof aangenomen bestaan van een wettelijke mogelijkheid tot tegenbewijs - waarmee kan worden afgeweken van de forfaitaire afschrijvingstabel - vormt onvoldoende rechtvaardiging de afschrijvingstabel zonder meer acceptabel te achten. Daarvoor is volgens de Hoge Raad noodzakelijk dat de belanghebbende kennis kan nemen van alle specifieke criteria die een rol hebben gespeeld bij de vaststelling van het uiteindelijke verlagingspercentage. Uit HR 6 december 2002, BNB 2003/122, blijkt dat overigens niet uit het gemeenschapsrecht volgt dat de strijdigheid van de verminderingsregeling met het EG-verdrag noodzakelijkerwijs meebrengt dat helemaal geen BPM kan worden geheven. Volgt vernietiging en verwijzing naar Hof Amsterdam.

[Tekst] Het geschil betreft de aangifte belasting van personenauto's en motorrijwielen over het jaar 2002.
De uitspraak waartegen beroep in cassatie is ingesteld, is van Hof 's-Gravenhage, EK XI, 29 juni 2004, nr. 03/0985.
Vaststaande feiten (ontleend aan de hofuitspraak)
Belanghebbende heeft op 1 maart 2002 op aangifte een bedrag van € 12 703 aan belasting van personenauto's en motorrijwielen voldaan. Belanghebbende heeft tegen dit bedrag bezwaar gemaakt en verzocht om teruggaaf van voormeld bedrag, welk verzoek bij uitspraak van de Inspecteur is afgewezen.
Geschil (ontleend aan de hofuitspraak)
In geschil is het antwoord op de vraag of de verminderingstabel zoals neergelegd in artikel 10 van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 (hierna: de Wet), en daarmee de Wet in het geheel, in strijd is met artikel 90 van het EG-verdrag. Niet in geschil is dat belanghebbende gebruik kan maken van een tegenbewijsregeling, waarbij hij de op grond van artikel 10 van de Wet berekende waarde kan aanvechten.
Overwegingen van het hof (ontleend aan de hofuitspraak)
6.1. Het Hof is van oordeel - hetgeen belanghebbende overigens ook niet als zodanig heeft betwist - dat de BPM-druk met de afschrijvingslijn die is opgenomen in het "nieuwe" artikel 10 van de Wet (tekst 2002), overeenkomstig het door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen bepaalde, evenredig aan de waardevermindering van de auto wordt bepaald, zodat de BPM druk op een gebruikt voertuig, ongeacht of dit voertuig wordt geïmporteerd of reeds in Nederland is geregistreerd, in beginsel gelijk is.
6.2. Voorts is het Hof van oordeel dat de wetgever door publicatie van voormeld artikel 10 in de Wet - in welk artikel de koppeling van leeftijd van het voertuig aan het afschrijvingspercentage duidelijk wordt aangegeven - voldaan heeft aan de eis van publicatie zoals die is vermeld in r.o. 87 van het Siilin-arrest, daar hieruit voldoende blijkt wat de specifieke criteria zijn die aan de afschrijvingslijn ten grondslag liggen. Gelet ook op de omstandigheid dat tevens de concrete mogelijkheid bestaat om de aan de hand van de Wet berekende waarde aan te vechten - hetgeen belanghebbende in het onderhavige geval overigens heeft nagelaten --, is artikel 10 van de Wet naar 's Hofs oordeel niet in strijd met artikel 90 van het EG-verdrag.
Arrest
3.1. Het Hof heeft geoordeeld dat de op een voertuig drukkende BPM met de afschrijvingslijn die is opgenomen in artikel 10 van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 (tekst 2002; hierna: de Wet), overeenkomstig het door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen bepaalde, evenredig aan de waardevermindering van de auto wordt bepaald, zodat de BPM-druk op een gebruikt voertuig, ongeacht of dit voertuig wordt geïmporteerd of reeds in Nederland is geregistreerd, in beginsel gelijk is.
Voorts heeft het Hof geoordeeld dat de wetgever door publicatie van voormeld artikel 10 in de Wet voldaan heeft aan de eis van publicatie zoals die is vermeld in punt 87 van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 19 december 2002, Antti Siilin, C 101/00, Jurispr. 2002, blz. I-7487. Gelet ook op de mogelijkheid om de aan de hand van de Wet berekende waarde aan te vechten, is artikel 10 van de Wet naar 's Hofs oordeel niet in strijd met artikel 90 EG.
3.2. Het middel betoogt dat artikel 10 van de Wet in strijd is met artikel 90 EG met de stelling dat niet is te achterhalen op welke grond het bij de leeftijd van het voertuig behorende percentage is bepaald, nu de criteria volgens welke de waardevermindering van voertuigen forfaitair is berekend, niet ter kennis van het publiek zijn gebracht.
In het arrest van 22 februari 2001, Gomes Valente, C-393/98, Jurispr. 2001, blz. I-1327, heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat het een lidstaat slechts is toegestaan op gebruikte voertuigen die uit andere lidstaten zijn ingevoerd, een stelsel van belastingheffing toe te passen waaronder de vermindering van de werkelijke waarde van de voertuigen algemeen en abstract wordt berekend op basis van in een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling vastgestelde forfaitaire criteria of tabellen, indien door deze criteria of tabellen wordt gewaarborgd dat de belasting die verschuldigd is, het bedrag van de belasting die nog rust op de waarde van vergelijkbare voertuigen die reeds op het nationale grondgebied zijn geregistreerd, niet, zelfs niet in een klein aantal gevallen, overschrijdt. Uit de punten 34 en 36 van het arrest Gomes Valente en ook uit punt 87 van het eerdergenoemde arrest van het Hof van Justitie in de zaak Antti Siilin volgt dat de factoren op basis waarvan een verlagingspercentage is vastgesteld, ter kennis van het publiek dienen te worden gebracht.
In punt 31 van het arrest Gomes Valente is geoordeeld dat een forfaitaire tabel die weliswaar de algemene ontwikkeling van de waardevermindering van voertuigen weergeeft, maar dit slechts bij benadering doet, niettemin verenigbaar is met artikel 90 EG, indien daarbij voor de eigenaar van een ingevoerd voertuig de mogelijkheid bestaat om toepassing van deze tabel op zijn voertuig in rechte te betwisten.
3.3. Op grond van artikel 10 van de Wet wordt bij de heffing van BPM voor de bepaling van de belastbare waarde voor gebruikte voertuigen een verminderingscriterium gebruikt dat uitsluitend is gebaseerd op de ouderdom van het voertuig. Een wettelijke differentiatie naar andere waardeverminderingsfactoren, zoals merk, model, kilometerstand, type aandrijving, technische staat of staat van onderhoud ontbreekt.
In de Memorie van toelichting bij voormeld artikel 10 van de Wet is met betrekking tot de vaststelling van de hoogte van het waardeverloop onder meer het volgende vermeld (Kamerstukken II, 1998/99, 26 245, nr. 3, blz. 20 en 21):
"De voorgestelde bepaling strekt ertoe de huidige wijze van berekening van de belasting van gebruikte personenauto's en motorrijwielen te herzien. Van verschillende zijden is erop aangedrongen om de toegepaste vermindering voor de berekening van de bpm meer in overeenstemming te brengen met het verloop van de feitelijke waardedaling van de personenauto's en motorrijwielen. Anders dan bij de huidige vermindering wordt in het voorstel dan ook rekening gehouden met het feit dat in de regel de jaarlijkse waardedaling afneemt naarmate het motorrijtuig ouder wordt.
Het voorstel sluit beter aan bij het verloop van de gemiddelde werkelijke waardedaling. Het forfaitaire karakter van de vermindering wordt in het voorstel ongemoeid gelaten.".
In de Nota naar aanleiding van het verslag bij artikel 10 is onder meer het volgende vermeld (Kamerstukken II, 1998/99, 26 245, nr. 4, blz. 21):
"Als uitgangspunt voor de vaststelling van het feitelijke waardeverloop hanteerden wij een tweetal studies op dat terrein. Deze studies werden uitgevoerd door het Nederlands Economisch Instituut (NEI) en de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD). Dat onderzoek is gebaseerd op in de autohandel gebruikte bronnen die betrekking hebben op de prijzen op de Nederlandse markt van gebruikte auto's, onderscheiden naar onder meer de leeftijd en de prijsklasse van die voertuigen.
...".
In de hiervoor genoemde studies van het NEI en de FIOD heeft kennelijk als uitgangspunt gegolden dat bij de bepaling van het waardeverloop van een auto niet alleen de leeftijd van een voertuig van belang is, maar ook andere factoren van betekenis zijn zoals onder meer de prijsklasse van een voertuig. Niet in de wetsgeschiedenis noch op andere wijze is bekend gemaakt in hoeverre en op welke wijze voor de vaststelling van de hoogte van de forfaitaire verminderingen van artikel 10 van de Wet met deze andere, ook relevant geachte factoren rekening is gehouden. Zonder meer is dan ook niet vast te stellen dat met de afschrijvingstabel van artikel 10 van de Wet wordt gewaarborgd dat de belasting die op ingevoerde voertuigen verschuldigd is, niet hoger is, zelfs niet in een klein aantal gevallen, dan de belasting die nog rust op de waarde van vergelijkbare voertuigen die al in Nederland zijn geregistreerd.
Nu de afschrijvingstabel niet is gespecificeerd naar andere relevante factoren dan de ouderdom van een voertuig, is aan de hand van de tabel niet voor een concreet voertuig vast te stellen of en in hoeverre (bij benadering) de tabel de werkelijke waardevermindering van dat voertuig weerspiegelt. Het door het Hof aangenomen bestaan van een mogelijkheid tot tegenbewijs vormt geen voldoende rechtvaardiging om te oordelen dat het stelsel van heffing van BPM verenigbaar is met artikel 90 EG. Daarvoor is noodzakelijk dat de belanghebbende kennis kan nemen van alle specifieke criteria die een rol hebben gespeeld bij de vaststelling van het uiteindelijke verlagingspercentage zodat het de belanghebbende duidelijk kan zijn op welk punt(en) een door hem te leveren tegenbewijs zinvol is.
Gelet op het hiervóór overwogene is de afschrijvingstabel van artikel 10 van de Wet in strijd met artikel 90 EG, zodat het middel slaagt.
3.4. Zoals door de Hoge Raad is overwogen in zijn arrest van 6 december 2002, nr. 37 666, BNB 2003/122, volgt niet uit het gemeenschapsrecht dat de strijdigheid van de verminderingsregeling met artikel 90 EG noodzakelijkerwijs meebrengt dat in het geheel geen BPM kan worden geheven.
3.5. Gelet op het hiervóór in 3.3 en 3.4 overwogene volgt dat 's Hofs uitspraak niet in stand kan blijven. Verwijzing moet volgen, waarbij het verwijzingshof dient acht te slaan op overweging 4.4 van het hiervóór genoemde arrest van 6 december 2002. (Volgt gegrondverklaring, vernietiging en verwijzing naar Hof Amsterdam.)

Aantekening
Op het eerste gezicht lijkt dit arrest vervelende gevolgen voor de BPM-heffing te kunnen hebben nu de Hoge Raad zegt dat de afschrijvingstabel die in de Wet BPM is opgenomen in strijd is met het Europese recht. Bij nadere bestudering van de overwegingen van de Hoge Raad zou dat nog wel eens mee kunnen vallen. Wellicht gaat het hier om een "storm in een glas water".
De afschrijvingstabel moet erin voorzien dat voor reeds gebruikte auto's en motorrijwielen een korting wordt verleend op de te betalen BPM als die voertuigen in Nederland worden geregistreerd. Daarmee wordt beoogd te bewerkstelligen dat de belastingdruk gelijk is voor in te voeren auto's en auto's die vanaf het moment dat ze nieuw waren in Nederland zijn geregistreerd. De tabel is zo opgebouwd, dat aan de leeftijd van de voertuigen een percentage is gekoppeld dat kan worden gehanteerd als afschrijvingspercentage voor de BPM-heffing.
Bij het opstellen van de tabel is de wetgever niet over één nacht ijs gegaan. Er zijn onderzoeken ingesteld door verschillende instanties - het NEI en de FIOD - waarbij de prijzen van gebruikte auto's op de Nederlandse markt, onderscheiden naar leeftijd en prijsklasse, zijn beoordeeld. De afschrijvingstabel is op basis van deze onderzoeken vastgesteld. In de praktijk blijken de in de tabel opgenomen afschrijvingspercentages voor het merendeel van de gevallen goed aan te sluiten bij de praktijk. De daadwerkelijke afschrijving voor een in het buitenland eerder geregistreerd gebruikt voertuig dat in Nederland wordt ingevoerd en hier wordt geregistreerd, is in het merendeel van de gevallen zelfs lager dan de afschrijving volgens de tabel. Tot zover dus geen vuiltje aan de lucht.
Toch heeft de wetgever later ook nog een extra mogelijkheid in de wet opgenomen waarmee in incidentele gevallen kan worden afgeweken van de forfaitaire tabel. Daarvoor kan bijvoorbeeld reden zijn als het gaat om een gebruikte auto die schade heeft opgelopen, waardoor de afschrijving op het voertuig hoger moet zijn dan de tabel toestaat. Deze mogelijkheid van het leveren van "tegenbewijs" is tot stand gekomen als direct gevolg van HvJ EG 22 februari 2000, nr. C-393/98 (zaak-Gomes Valente). Dit arrest handelt over een in Portugal geheven registratiebelasting op auto's, die soortgelijke kenmerken heeft als de Nederlandse BPM.
De Hoge Raad noemt de tegenbewijsregeling in het hierboven opgenomen arrest terloops als een regeling die "door het Hof als bestaand is aangenomen", maar gaat er verder niet op in. Wel wordt in het arrest nadrukkelijk ingegaan op de totstandkoming van de afschrijvingstabel. De argumenten op grond waarvan de Hoge Raad oordeelt dat de afschrijvingstabel in strijd is met art. 90 EG-verdrag, betreffen de onduidelijkheid over de criteria die aan de huidige afschrijvingspercentages ten grondslag liggen. Uit de wetsgeschiedenis komt volgens de Hoge Raad slechts vrij summier naar voren dat er twee onderzoeksinstanties zijn geweest die ten behoeve van de wetgever een rapport hebben opgesteld over de afschrijvingscurven van auto's en dat die rapporten zijn gebruikt voor het vaststellen van de in de tabel vermelde percentages. Uit de gepubliceerde informatie blijkt alleen dat de leeftijd van het voertuig is verwerkt in de percentages. De Hoge Raad stelt dat het leeftijdscriterium onvoldoende is en dat bij de bepaling van het waardeverloop van een auto toch ook andere factoren van belang zijn. Op grond van het feit dat de informatie over de gebruikte criteria voor vaststelling van de tabel niet inzichtelijk is gemaakt door de wetgever en ook nergens anders uit blijkt, concludeert de Hoge Raad dat daarmee de tabel niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet en dientengevolge ook in strijd is met art. 90 EG-verdrag. De zaak wordt daarmee teruggewezen naar Hof Amsterdam, die de zaak verder moet onderzoeken.
Als de inspecteur voor Hof Amsterdam informatie overlegt waaruit alsnog blijkt dat bij het opstellen van de tabel wel degelijk ook andere criteria dan alleen de leeftijd van het voertuig zijn gebruikt, dan zou er misschien wél voldaan zijn aan de eisen die de Hoge Raad aan de onderbouwing van de tabel stelt. Het is overigens de vraag of Hof Amsterdam veel met die wijsheid achteraf kan doen. De verwijzingsopdracht van de Hoge Raad laat er immers geen twijfel over bestaan dat het hof r.o. 4 van het arrest BNB 2003/122 tot richtsnoer moet nemen. In die overweging wordt geen gewag gemaakt van door de inspecteur te verstrekken informatie waaruit alsnog blijkt dat de wet- en regelgeving in orde is, maar alleen van door de inspecteur te verstrekken informatie op grond waarvan beoordeeld kan worden of de in het concrete geval door belanghebbende voldane BPM niet te hoog is.
De wetgever dient alsnog te doen wat hij eerder heeft nagelaten, namelijk een volledig en helder beeld geven van de criteria die bij de bepaling van de hoogte van de afschrijvingspercentages een rol spelen. Dat zou het beste kunnen gebeuren ter gelegenheid van een herijking van de tabel, nadat de in de tabel vermelde percentages nog eens kritisch tegen het licht zijn gehouden. Zoals gezegd worden de huidige tabelpercentages in de praktijk in de meeste gevallen ervaren als "voordelig" voor iemand die een gebruikte auto in Nederland wil registreren, omdat de echte afschrijving veelal lager is dan die volgens de tabel, maar wel is een feit dat de tabel al geruime tijd geleden is vastgesteld. De marktontwikkelingen in de autobranche zijn in de loop der tijd wel veranderd, wat ook een reden is voor aanpassing van de in de tabel vermelde afschrijvingspercentages.
Nu de Hoge Raad de tabel in strijd met het EG-recht heeft verklaard, zal de praktijk moeten bezien hoe de verschuldigde BPM wordt berekend. Uitdrukkelijk stelt de Hoge Raad dat het arrest niet betekent dat in het geheel geen BPM kan worden geheven, dit in lijn met de bestaande jurisprudentie. Omdat de in de tabel vermelde percentages in de meeste gevallen relatief gunstig zijn en de mogelijkheid van het leveren van "tegenbewijs" incidentele fouten kan voorkomen, zal toepassing van de tabel slechts zelden leiden tot een te hoge BPM-heffing.
Dit neemt niet weg dat de Hoge Raad duidelijk stelling neemt over het door de wetgever op goede en deugdelijke wijze inzichtelijk maken welke informatie, criteria en andere zaken zijn gebruikt bij de totstandkoming van wet- en regelgeving. Deze boodschap lijkt ook te gelden voor de fiscale wet- en regelgeving voor andere belastingen.

[psillen]

zou het BPM bedrag onderhandelbaar zijn?

een 90 2.0 is nou niet direct een auto die enorm veel waarde vertegenwoordigt, beetje bezopen dan om daar bijna 400 euro aan BPM voor te verlangen lijkt mij

Dat de stuurbekrachtiging er niet standaard op zat, weten ze vast niet. Dus dat ga JIJ ze niet vertellen.

LM velgen ziet men waarschijnlijk wel. Heb je niet voor tijdelijk voor de keuring stalen velgen van een 75, Alfetta, o.i.d.?

[Graffiaturo]

stalen velgen liggen al klaar

ik ga een inruiltaxatie laten opstellen voor een lage waarde, en zo via de tegenbewijsregeling op minder BPM uit proberen te komen.

volgend weekend de achterremmen nog doen, en dan gaan we ervoor